verslag

De nieuwe Jeugdwet staat op papier, nu de rechten nog

foto door Heino Boekhout licentie: CC BY-NC-ND 2.0

Met de overhaaste aanname van de nieuwe Jeugdwet dreigen de rechten van gezinnen kind van de rekening te worden. Door gebrek aan harde rechtswaarborgen in de wet, is het nu aan gemeenten deze een plaats te geven in hun beleid. De Expertmeeting Transitie Jeugdzorg die de Stichting Bescherming Burgerrechten op 14 maart in De Rode Hoed organiseerde, vormde een aanzet voor een inventarisatie van knelpunten en mogelijke oplossingen.

De onlangs aangenomen Jeugdwet zet de partijen die de afgelopen maanden grote inhoudelijke bezwaren hebben ingediend tegen de decentralisatie, voor een voldongen feit. Met de transitie Jeugdzorg krijgen gemeenten in één keer een dik pakket verantwoordelijkheden en bevoegdheden vanuit Den Haag overgeheveld. Reden tot zorg: hoe veilig zijn de rechten van ouders en kinderen in de handen van gemeenten, die worden geconfronteerd met een enorme bezuinigingsronde en een grotendeels ontbrekend beleidskader? De twee hoofdissues daarbij zijn het recht op zorg en de medische privacy.

Vice-voorzitter van de Stichting Bescherming Burgerrechten Joyce Hes leidde de bijeenkomst in met de huidige stand van zaken omtrent de op 15 februari aangenomen Jeugdwet. Een overhaast ingevoerde wet die fundamentele kwesties over de rechtsbescherming van ouders en kinderen openlaat.

“Kijken we naar de inmiddels door de Eerste Kamer bekrachtigde aanname van de transitie, dan valt op dat alle betrokken partijen hebben aangegeven dat ze de tijd die werd gegeven, te kort vonden om zorgvuldig te kunnen opereren. Nog geen regio heeft een idee van wat ze straks moeten inkopen. Toch gaan de plannen voor invoering in 2015 door. Gemeentes verkeren hierover in onduidelijkheid en professionals weten niet waar ze aan toe zijn.”

Zij bracht daarbij het begrip “rechtsvermijding” ter sprake. Volgens haar wordt steeds vaker het toekennen van  recht en rechten vermeden door de wetgever en de uitvoering omdat dit lastig en of kostbaar zou zijn, terwijl het in feite gaat om in de Grondwet en internationale verdragen en soms ook toegespitste regels zoals de Wet Bescherming Persoonsgegevens, verankerde basiswaarden van onze rechtsstaat.

Wie bepaalt straks wat ‘passende zorg’ is?

Desirée van Dorenmalen, juridisch adviseur van Ouders Online, vertegenwoordigde als eerste spreker van de avond de Transitie Jeugdzorg Ouders, een groep die zich zorgen maakt om de rechtspositie van ouders ten opzichte van de gemeente, die met de decentralisatie bevoegdheden krijgt die diep kunnen ingrijpen op het leven van gezinnen die met jeugdzorg in aanraking komen. Wat staat er tegenover die macht?

Op papier vooralsnog weinig, vertelt Van Dorenmalen. Gemeentebesturen zitten met een takenpakket waarvan het beleid nog voor een groot deel moet worden ingevuld. De vrijheid die ze daarin hebben, baart veel zorgen over die machtsbalans. Enkele grote steden hebben al concept-verordeningen gepubliceerd, waarop ouders en zorgverleners forse kritiek hebben geuit. In een gezamenlijke brief met twaalf kinderpsychiaters en een aantal advocaten reageerde Van Dorenmalen en een groep ouders al op de onlangs verschenen verordening van Gemeente Rotterdam.

Daar komen de jeugdzorg, maar ook het signaleren van psychiatrische aandoeningen onder de hoede van ‘pro-actieve wijkteams’. Twee verschillende categorieën zorg worden daarmee op één hoop gegooid, terwijl specialistische kennis over psychiatrische aandoeningen in deze preventief te werk gaande teams ontbreekt, zo stellen de schrijvers van de brief.

Uitgangspunt is nu al dat zoveel mogelijk moet worden gezocht naar een oplossing binnen de basiszorg, om ingrijpender behandelingen in het belang van het kind te vermijden. Tegelijkertijd is zo’n procedure een effectieve bezuinigingsmethode. Doorverwijzingen naar specialistische zorg moeten volgens de Rotterdamse verordening bekrachtigd worden door een besluit van de gemeente. Dit terwijl in de Jeugdwet staat dat dit een vrije mogelijkheid moet blijven van huisarts, specialist en  jeugdarts. Wie bepaalt straks wat ‘maatwerk’ is, wanneer de gemeente budgettair verantwoordelijk is voor de jeugdzorg?

“Ouders vrezen dat de noodzakelijke zorg te laat of niet beschikbaar is”, vertelt Van Dorenmalen. “Er bestaat een grote kans op rechtsongelijkheid tussen gezinnen in verschillende gemeenten, steden en wijken.” Niet enkel aangaande de kwaliteit en beschikbaarheid van de zorg, maar ook wat betreft de door de gemeente gekozen aanpak.

Zoals er geen harde regels zijn over het bepalen wat passende zorg is, geldt dat evenmin voor het gebruik van bevoegdheden. De zogeheten ‘drangaanpak’, een methode die in de aanloop naar de decentralisatie al in verschillende gemeenten wordt toegepast, lijkt een bar voorteken. In Rotterdam dreigde deze methode ertoe te leiden dat een gezinsvoogd de bijstandsuitkering van een moeder kortte omdat deze weigerde naar een andere wijk te verhuizen. Korten op sociale voorzieningen als jeugdzorgmaatregel – is er in zo’n geval sprake van drang of dwang?

Iedere gemeente een Kinderombudsman

“Er is onterecht volstrekt geen aandacht besteed aan de rechtsbescherming van gezinnen”, vat Van Dorenmalen de zorgen samen. “Ouders willen dat er in het nader in te richten gemeentebeleid duidelijke regels komen, zodat ze weten wat hun rechten zijn. Het College zou bij het formuleren van dat beleid te allen tijde moeten handelen volgens artikel 3 van het VN-verdrag aangaande de Rechten van het Kind.” Ze stelt daarnaast voor dat nog voor 1 januari 2015, wanneer de transitie in werking treedt, iedere gemeente een Gemeentelijke Kinderombudsman zou moeten aanstellen, die toeziet op naleving van de zorgplicht van het College en als klachtenbemiddelaar kan optreden.

Katinka Slump trok als volgende spreker vanuit twaalf jaar ervaring als advocaat in het onderwijsrecht een vergelijking met de rechtspositie van ouders in de jeugdzorg, en constateert dezelfde gebrekkige rechtsbescherming. “Ouders en hun rechten worden stelselmatig vergeten, zowel als het gaat om passend onderwijs als bij jeugdzorg.”

Dit terwijl inbreng van ouders cruciaal is om maatwerk te leveren. “Het belangrijkste in een dossier, en dat zou ook voor de jeugdzorg moeten gelden, is dat je erin kunt lezen wat de mening van de ouders is. Er worden veel beslissingen gemaakt enkel op basis van dat dossier. Informatievoorziening vanuit de ouders is daarbij essentieel. Niets is zo ondermijnend voor goede jeugdzorg als verkeerde beeldvorming.” Voor ouders lijkt er echter nauwelijks een rol te zijn bij die beeldvorming, constateert Slump.

Dubbele petten

Met de transitie wordt de hoeveelheid informatie die de gemeente over gezinnen verzamelt en verwerkt, bovendien flink uitgebreid. Wie toegang heeft tot deze informatie en waar deze voor mag worden gebruikt, is nog niet nader uitgewerkt in de Jeugdwet. “Met de transitie zullen de functies van hulpverlening en controle door elkaar heen gaan lopen”, zo voorspelt Slump. “Bij decentralisatie van zulke verantwoordelijkheden en bevoegdheden is willekeur de grootste valkuil. Het middel daartegen is rechtsbescherming.”

Guido van ’t Noordende, als informaticus aan de Universiteit van Amsterdam expert op het gebied van informatieuitwisselingssystemen en persoonsgegevensbescherming, hield een bijdrage over de privacyknelpunten van de transitie. Ook hij benadrukt dat de vermenging van zorgtaken en gemeentebeleid om duidelijke regels voor het gebruik van bevoegdheden vraagt. Anders staat de medische privacy van ouders en gezinnen in de jeugdzorg op de tocht.

Dat begint al bij het systeem waarmee gemeentelijke jeugdzorgmedewerkers medische gegevens over hun cliënten uitwisselen. Is dat een zorgverlenersdossier met vertrouwelijkheidswaarborgen of een ambtenarensysteem, gericht op beschikbaarheid van beleidsinformatie? Van ’t Noordende: “Als het systeem waarmee je informatie deelt wordt uitgekozen door de overheid, bepaalt die ook de functies van dat systeem. Hoe reguleren gemeenten wie onder welke voorwaarden een jeugddossier mag inzien? Dat onderscheid is essentieel volgens Van ’t Noordende.

Daarbij ziet hij een sleutelrol weggelegd voor het beroepsgeheim van de zorgverlener als vertrouwenspersoon, een taak die juridisch en ethisch verankerd is in de medische beroepsgroep, maar in overheidsbeleid lang geen vanzelfsprekendheid is. Hoe garandeert de gemeente dat informatie over de gezinssituatie niet wordt gebruikt voor een bijstandsfraudeonderzoek? Is een zogeheten Ouder en Kind Adviseur, in Amsterdam de belangrijkste persoon bij een doorverwijzing naar een specialist, te allen tijde een zorgverlener of ook een ambtenaar met een controletaak? Wat als er een budget is overschreden en de gemeente wil vanwege controle inzage in het dossier?

Van ’t Noordende: “De arts moet dan kunnen zeggen: ‘Ik heb een beroepsgeheim’. De vraag die daarom relevant is, is of zulke randvoorwaarden überhaupt gewaarborgd zijn. Hoeveel garantie kun je als zorgverlener namelijk bieden als je de informatie over je cliënten en patiënten niet meer exclusief beheert?”

“Een generalist is geen budgethouder”

Rutger Hageraats, projectleider van de transitie in gemeente Amsterdam was aanwezig om te reageren op de zorgen van aanwezigen. Hij hamert erop dat er in zijn gemeente hard wordt gewerkt aan duidelijke regels voor zowel de invulling van de zorgplicht als de omgang met medische gegevens. “Wij houden een Privacy Impact Assessment en zijn bezig aan het opstellen van privacyreglementen waaronder Ouder en Kindteams (de Amsterdamse variant van wijkteams) zullen opereren.”  Het voorspelde probleem van ‘dubbele petten’ binnen de gemeentelijke jeugdzorg moet met zulke regelgeving worden ondervangen.

“Alle leden van de 22 Ouder-Kindteams in Amsterdam, zowel Ouder en Kind Adviseurs als de overige leden van wijkteams zijn BIG-geregistreerde professionals of werknemers van hulpverleningsinstellingen en GGZ. Die doen hun werk naar de professionele standaarden van hun vak. Daarbij borgen we de professionele autonomie en verantwoordelijkheid van de zorgverlener. Wij gaan als gemeente niet individueel op casuïstiek sturen; een generalist is geen budgethouder. Wel willen we weten of het lukt om zorg goedkoper te maken. Dat doe je echter door naar macro-gegevens te kijken, niet door individuele dossiers te bestuderen.”

“Wij huldigen de stelling: ‘Elk overleg over een kind is een overleg tussen professionals en ouders.’ Daar kunnen meningsverschillen ontstaan, maar die zijn er ook met huisartsen. Daar zijn professionele procedures voor. Het punt is dat er te veel achter de rug van ouders wordt besloten in de jeugdhulpverlening in het algemeen.” Volgens Hageraats helpt de dichtbij-aanpak van  wijkteams juist om ouders beter te betrekken bij de jeugdzorg. Er komt daarnaast een generieke klachtenregeling voor het hele jeugdzorgstelsel. “Als ouders en jongeren niet tevreden zijn met de hulpverlening, kunnen zij klachten indienen en in het verlengde daarvan in bezwaar gaan.” Hageraats verwacht in de tweede helft van april met de Amsterdamse concept-verordening te komen.

“Gemeenten moeten nu het wiel opnieuw uitvinden”

Maartje Berger sprak namens Defence 4 Children,  een organisatie die toeziet op de kinderrechten in Nederland en zich bezighoudt met het signaleren en rapporteren van schendingen van die rechten. “Concrete klachten over de Jeugdwet zijn er nog niet; hij moet immers nog in werking treden. Maar je kunt wel het een en ander zien aankomen. Alles gaat decentraal en veel mensen zonder praktijkervaring moeten nu het wiel opnieuw uitvinden. Er zijn 403 Nederlandse gemeenten. De kans dat er rechtsongelijkheid gaat ontstaan in privacybescherming en aanspraak op zorg, is aanzienlijk.”

Aan de ene kant kan volgens Berger met de decentralisatie de jeugdzorg laagdrempeliger worden en is zorg in theorie makkelijker te verkrijgen. Tegelijkertijd wordt de jeugdzorg ook kleinschaliger en bevat daarom meer kans op privacyproblemen. Defence for Children organiseert onder meer cursussen voor gemeenten, die zich specifiek richten op hoe Kinderrechten concrete uitwerking kunnen krijgen in gemeentebeleid. Een handvest dat wethouders en gemeenteraadsleden daarbij kunnen gebruiken, is het VN-Kinderrechtenverdrag, in 1995 door Nederland ondertekend.

Van Dorenmalen wees al op artikel 3, het recht op zorg en bescherming vanuit de overheid, maar ook  privacy wordt, sterker dan in de ‘volwassen’ mensenrechten, expliciet benadrukt in het Kinderrechtenverdrag. Berger: “Kinderen hebben het recht om een ontwikkeling door te maken, om fouten te maken die weer vergeten kunnen worden. Om die reden geniet de privacy van kinderen extra bescherming in het VN-Kinderrechtenverdrag.”

Vooral als het gaat om strafrechtelijke informatie wordt privacy expliciet benoemd als een recht waarop niet willekeurig inbreuk mag worden gemaakt. “Als ik zie dat systemen als de jeugdzorg ook zijn afgestemd met reclassering en justitie, baart dat zorgen. Het zal ongetwijfeld geborgd worden, maar er moet goed over nagedacht. Vroeger werd na je 18e veel van zulke informatie verwijderd, maar in de afgelopen jaren is dat steeds verder opgerekt.”  Genoemd worden het afstaan van DNA bij jonge kinderen, de Verwijsindex Risicojongeren en het niet kunnen krijgen van een verklaring Omtrent Gedrag vanwege een jeugdzonde uit een grijs verleden.

403 experimenten

Met een overhaast ingevoerde wet die fundamentele zaken als het recht op zorg en privacy niet nader uitwerkt, ligt de rechtsbescherming van ouders en kinderen in de jeugdzorg haast volledig in handen van gemeenten. Hoe constructief die zich ook opstellen richting zowel ouders als zorgverleners, er zijn volop valkuilen, waarvan er legio langs kwamen in deze expertmeeting. Het is aan iedere individuele gemeente om, in tegenstelling tot de beleidsmakers in Den Haag, ervoor te zorgen dat de rechten van gezinnen ook op gemeentelijk niveau zijn gewaarborgd. Dat lijkt zoals het er nu naar uitziet een experiment te worden waarvan de uitkomst per gemeente verschilt. Alleen al daarom is het een dossier dat de komende jaren kritische aandacht van pers en publiek, maar niet in de laatste plaats de raadsleden van de 403 Nederlandse gemeenten eist.

De laatste mogelijkheid om nog invloed uit te oefenen op de huidige Jeugdwet zoals gemeenten die gaan uitvoeren, is de internetconsultatie die het ministerie van Binnenlandse Zaken onlangs opende.  Publieke partijen kunnen suggesties doen over hoe gemeenten straks met de grote hoeveelheden (medische) persoonsgegevens moeten omgaan. Privacy Barometer deed al een flinke duit in het zakje, zie hier. Te hopen is dat in deze fase alsnog de nodige wijsheid over rechtsbescherming gedecentraliseerd wordt.

 

Afbeelding: flickr|Heino Broekhout (CC)