column

Plasterk ‘vereenvoudigt de zaken iets’ tijdens de Big Brother Awards

Big Brother Award winnaar minister Plasterk verweet ‘privacy activisten’ in hun kritiek op de nieuwe afluisterwet van de AIVD zaken te ‘vereenvoudigen’, om vervolgens in zijn acceptatiespeech verschillende halve waarheden te presenteren over zijn nieuwe datasleepnet. Dat schrijft Boris Baan in een bijdrage op deze site.

Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken nam afgelopen woensdag ‘trots’ de publieksprijs in ontvangst voor grootste privacyschender van 2015, die hij kreeg toegekend vanwege zijn omstreden concept-wetsvoorstel dat de afluisterbevoegdheden van de AIVD verstrekkend zal verruimen. In zijn acceptatiespeech sprak Plasterk een volle schouwburgzaal in Amsterdam toe en trachtte zijn wetsvoorstel te verdedigen en de kritiek te pareren.

De toespraak hing echter aan elkaar van halve waarheden en verdraaide feiten en versterkte het beeld van een koppige, onwrikbare minister die weigert te luisteren naar (overweldigende) kritiek. De ergernis die dit in het publiek opwekte leidde al gauw tot rumoer en enkele woedende kreten uit de zaal.

De minister begon zijn speech door te benadrukken ‘dat er de afgelopen 10 jaar in Nederland geen grote terroristische aanslag heeft plaatsgevonden’ en dat hij niet van plan was zich te ‘verontschuldigen dat we [de AIVD] goed zijn in wat we doen’. Hiermee gaf Plasterk echter onbedoeld een sterk argument om de opsporingsbevoegdheden van de AIVD níet verder uit te breidden: de huidige middelen van de AIVD zijn immers afdoende gebleken om Nederland adequaat te beschermen de afgelopen 10 jaar.

Bits of Freedom, die de Award uitreiking jaarlijks organiseert, kreeg vervolgens een veeg uit de pan van Plasterk omdat ze hem in zijn ogen onterecht (want op premature gronden) hadden genomineerd:

‘Ik zou […] niet luisteren naar commentaar op de nieuwe Wet op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten, en ik zou de huidige wet niet willen aanpassen op punten zoals extra toezicht op tappen van advocaten. Dat laatste is niet waar, […] en dat eerste zal nog moeten blijken.’

Echter valt op de website van Bits of Freedom duidelijk te lezen dat de ‘teleurstellende manier waarop de minister is omgesprongen met het groot aantal kritische reacties op het conceptwetsvoorstel’ slechts één van de vele redenen was om hem te nomineren. Andere redenen die door BOF werden genoemd waren: zorgen over ongerichte ‘sleepnet’ afluisterbevoegdheden, het ontbreken van onderbouwing van de noodzaak van deze bevoegdheden, en het ontbreken van onafhankelijke toetsing. Deze belangrijke overige redenen voor zijn nominatie vergat Plasterk echter wijselijk te vermelden in zijn toespraak. En wat betreft het toezicht op het aftappen van advocaten merkte sociologe Linda Duits, die de Award aan Plasterk uitreikte, terecht op dat het wetsvoorstel pas op dit punt werd aangepast nadat dit (in hoger beroep!) werd afdwongen voor de rechter.

Ook bij het toelichten van de noodzaak om de huidige wet aan te passen liet Plasterk wederom een belangrijk punt onbesproken. Zo wees hij in zijn toespraak erop dat de huidige wet na 15 jaar technisch verouderd is (omdat veel communicatie niet meer over de ether maar over de kabel verloopt), en dat de wet daarom moet worden aangepast. Op dit punt zijn voor- en tegenstanders van het wetsvoorstel het echter wel eens, en dit heeft ook nooit ter discussie gestaan. Waarom het echter nodig is om hierbij tevens ‘sleepnet’, oftewel ongerichte ‘bulk verzameling’ van data van onschuldige burgers te introduceren lichtte Plasterk verder niet toe.

Het dieptepunt van zijn toespraak volgde echter op het moment dat hij inging op de kritiekpunten die naar boven kwamen tijdens de recente internetconsultatie voor het wetsvoorstel:

“Door privacy activisten, en ik respecteer uw gedrevenheid en begrijp ook wel dat je om effectief actie te voeren de zaken iets moet vereenvoudigen, maar door u is de indruk gewekt dat onder de nieuwe wet de veiligheidsdiensten zomaar telefoongesprekken van Nederlanders mogen afluisteren, of internetgedrag mogen bekijken. Niets is minder waar.”

Hiermee werden de meer dan 530 burgers en 30 organisaties waaronder Amnesty International, het College Mensenrechten en de Nederlandse Orde van Advocaten, alsmede Google, Microsoft en alle telecomproviders en werkgeversverenigingen die via de consultatie in duidelijk geargumenteerde reacties hun kritiek op het wetsvoorstel hebben geformuleerd, door de minister in één zin weggezet als ‘privacy activisten’; kennelijk een vies woord voor fanatiekelingen die in hun hartstocht voor privacy nogal ongenuanceerd van de barricade staan te brullen. Los van deze schoffering, viel er inhoudelijk ook het een en ander af te dingen op de weerlegging van de kritiek door Plasterk. In een poging de gemoederen te sussen stelde hij namelijk dat de vergaring van data in bulk alleen ‘doelgericht’ kan plaatsvinden. Echter is één van de kritiekpunten op het wetsvoorstel juist dat het onduidelijk is wat de term ‘doelgericht’ inhoudt. Zonder afbakening van dit begrip, zal er al sprake kunnen zijn van ‘doelgericht’ verzamelen van data simpelweg wanneer dat gebeurt in het kader van een onderzoek met als doel ‘terrorismebestrijding’, ook al zijn er nog geen concrete verdachten in beeld (in dat geval zou men immers spreken van ‘gericht’ aftappen). Ook dit punt van kritiek bleef in de toespraak van Plasterk onbesproken.

Wel gaf hij een opsomming van de momenten waarop toezicht plaatsvindt in de verschillende fases van datavergaring en –verwerking, kennelijk om aan te geven dat het met de waarborgen wel snor zat. In de praktijk zal deze controle echter slechts bestaan uit de toestemming door de minister zelf en toezicht door de toezichthouder CTIVD, die daarbij geen zeggenschap heeft om het oordeel van de minister terug te draaien. Met andere woorden: we zullen het oordeel van de minister moeten vertrouwen, want in geen enkel stadium gedurende de verschillende selectie-stappen is er sprake van onafhankelijke toetsing (dat wil zeggen: rechterlijke toetsing). Juist het ontbreken van dergelijke toetsing vormt een van de speerpunten van de kritiek op het wetsvoorstel.

Tot slot haalt de minister een onderzoek van EenVandaag aan dat is uitgegroeid tot één van zijn stokpaardjes, omdat uit dit onderzoek volgens hem bleek ‘dat 70% van de ondervraagden vond dat ter wille van de nationale veiligheid best massaal telefonie en internetverkeer mocht worden afgeluisterd’. In wezen ging het in dit onderzoek, dat kort na de gewelddadige aanslag op Charlie Hebdo plaatsvond, echter om de vraag of ‘de bestrijding van het internationale terrorisme zo belangrijk is dat deze soms ten koste mag gaan van de privacy van burgers’. Dat de minister hieruit afleidt dat de ondervraagden ook geen bezwaar hebben tegen massaal afluisteren omwille van de nationale veiligheid, lijkt op zijn zachtst gezegd een twijfelachtige gedachtesprong.

Kortom, Plasterk leek zich in zijn toespraak tijdens de Big Brother Awards niet echt te bekommeren om ‘details’, en verzweeg belangrijke punten waar hem dat goed uitkwam. Men zou dus kunnen stellen:

“dat door Plasterk, en we respecteren zijn gedrevenheid en begrijpen ook wel dat je om effectief een ingrijpende afluisterwet er door te kunnen drukken de zaken iets moet vereenvoudigen, dat door hem de indruk wordt gewekt dat onder de nieuwe wet de veiligheidsdiensten niet zomaar persoonlijke data van onschuldige Nederlanders mogen verzamelen en verwerken.”

Niets is echter minder waar.