nieuws

Verslag zitting CBb over beroepszaken DBC (bijgew. 26-3)

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft dinsdag 23 maart een aantal beroepsprocedures vanuit de geestelijke gezondheidszorg behandeld. De beroepen richten zich op de gevolgen van het invoeren van de Diagnose Behandel Combinatie (DBC). Het CBb doet over circa zes weken uitspraak.

Het vermelden van de DBC op declaraties vanuit de geestelijke gezondheidszorg, zoals bij psychotherapeuten, is sinds 1 januari 2008 verplicht maar heeft veel weerstand opgeroepen. De zaken die dinsdag bij het CBb dienden, waren gericht tegen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Die werd op de zitting vertegenwoordigd door de landsadvocaat.

Abraham van Eldijk van de Koepel van DBC-Vrije Praktijken maakte dit verslag over de zitting van het CBb:

Het CBb had ruim tijd uitgetrokken voor de gebundelde beroepsprocedures die betrekking hadden op de gegevensuitwisseling in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Daardoor konden alle relevante argumenten in deze zaak goed worden gepresenteerd en uitgewisseld.
De rechtbank  had zich uitstekend voorbereid op deze wat uitzonderlijke zitting en stelde regelmatig kritische vragen om argumenten en stellingnames van partijen helder te krijgen.

Bij aanvang van de zitting meldde de voorzitter dat de VPRO toestemming had gevraagd om opnames te maken van deze zitting maar dat dit geen doorgang kon vinden omdat de NZa daartegen bezwaar had gemaakt.

De zitting werd geopend met een pleidooi van Kaspar Mengelberg van De VrijePsych, die in een krachtig betoog van 20 minuten uiteenzette welke bezwaren vanuit de praktijk bestaan tegen de DBC-systematiek in de geestelijke gezondheidszorg.
De daarop volgende pleidooien van de advocaten van de Koepel (Stichting KDVP) waren vooral toegesneden op fundamentele juridische argumenten met betrekking tot privacy, doorbreking van het beroepsgeheim en de essentiële betekenis van vertrouwelijkheid bij psychotherapie, in de GGZ.
De kern van dit pleidooi was dat de regelgeving met betrekking tot gegevensuitwisseling in de GGZ in strijd is met artikel 8 van het Europees verdrag voor de rechten van de Mens (EVRM). Dat artikel gaat over het recht op eerbiediging van privéleven, familie- en gezinsleven.

Ook een tweetal andere partijen die op persoonlijke titel een kort pleidooi hielden, vormden een nuttige complementaire inbreng. Deze verschillende geluiden uit de praktijk gaven de juiste kleur aan de zitting die uiteindelijk een volle dag heeft geduurd.

De landsadvocaat, die namens de NZa optrad, bleek op veel punten onvoldoende geïnformeerd over de praktijk van de gegevensuitwisseling die zij geacht werd te verdedigen. Op vragen van de voorzitter om nadere uitleg en toelichting werd door de landadvocaat dan ook niet altijd een helder antwoord gegeven.

In rechtszaken moet men zich beter niet wagen aan voorspellingen over de uitspraak. Nu de feiten zijn gepresenteerd en de argumenten zijn gewisseld is het aan de rechter om tot een oordeel te komen.

Als het beroep wordt toegewezen omdat de huidige regelgeving in strijd wordt geacht met artikel 8 van het EVRM, dan zal in de geestelijke gezondheidszorg een ander systeem van gegevensuitwisseling moeten worden opgezet dat rekening houdt met de bijzondere betekenis van vertrouwelijkheid in de geestelijke gezondheidszorg en dat niet in strijd is met het beroepsgeheim.

In het verleden heeft een dergelijk systeem bestaan voor vrijgevestigde psychotherapeuten. In overleg met IT-experts wordt door de Koepel op dit moment al gewerkt aan het ontwerp van een alternatief systeem. Dat zou ingevoerd kunnen worden zodra door toewijzing van het ingestelde beroep de juridische basis, waarop het huidige systeem is gebouwd, komt te vervallen wanneer het ingestelde beroep wordt toegewezen.

Als het ingestelde beroep onverhoopt toch wordt afgewezen, dan zal De Koepel de noodzakelijke vervolgstappen zetten om de fundamentele bezwaren tegen doorbreking van privacy rechten van patiënten en het beroepsgeheim van zorgverleners voor te leggen aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg.

Kaspar Mengelberg van De VrijePsych voegt daaraan toe:
Mag de staat psychiaters psychotherapeuten dwingen van alle patiënten een psychiatrisch-diagnostisch profiel aan haar af te staan, in gepseudonimiseerde maar tot individu herleidbare vorm? De staat, ook bij monde van de voor de Nederlandse zorgautoriteit optredende landsadvocaat vindt van wel, wij van niet.
Deze rechtsvraag, die ten nauwste burger- en mensenrechten raakt, is aan de orde in het beroep dat zowel door de Koepel van DBC-vrije Praktijken als vanuit DeVrijePsych bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven is ingesteld.

Vanuit DeVrijePsych zijn Maria Hendrikx, psychotherapeut, en Ronald van den Berg, Michael Chayes en Kaspar Mengelberg, psychiaters, gezamenlijk partij. Zowel ons beroepschrift als ook het tijdens de zitting op 23 maart jl. gepresenteerde pleidooi is door ons zelf, met incidentele hulp van advocaten, geconcipieerd. Het complete dossier staat op devrijepsych.nl.

Wanneer de Nederlandse Zorgautoriteit in het gelijk gesteld wordt, betekent dit dat in Nederland niemand zonder extern geregistreerd te worden bij een psychiater of psychotherapeut terecht kan.

Over de lange zitting is veel te zeggen. Ik beperk mij hier tot het volgende.
De taal- en denkwereld van de Nederlandse Zorgautoriteit hoorde aan als een moderne variant op wat vroeger stadhuistaal werd genoemd. Een statelijk-bureaucratisch dialect, met het oor van praktiserende psychiaters nauwelijks verstaanbaar.

Dit is een voorbeeld van wat door de vice-president van de Raad van State, de heer Tjeenk Willink, is geproblematiseerd: tussen de (uiteindelijk) verantwoordelijke overheid en het primair proces aan de basis heeft zich toenemend een min of meer verzelfstandigde bureaucratische tussenlaag genesteld.

Deze hanteert een uniformerende, disciplinerende en standaardiserende bureaucratisch-bedrijfsmatige logica. In deze tussenlaag, waarin zich ook de hogere functionarissen van professionele beroepsverenigingen en zelfs van de patiëntenbeweging (!) bevinden, wordt een gemeenschappelijke taal gesproken, die los staat van de werkelijkheid waarin burgers leven en uitvoerders hun werk moeten doen.
Zorgprofessionals moeten zich daarin voegen ook als dat ten koste gaat van hun eigenlijke functie en professionele ethiek, waaronder hun beroepsgeheim.

Aan een voorspelling over de beslissing van het College van Beroep waag ik mij niet; natuurlijk zal ik blij zijn met een in onze zin gunstige. Ook meen ik dat deze moderne klassenstrijd, tussen bureaucraten en professionals, vooral op publicitair-publiek en politiek-, en niet alleen op juridisch terrein gestreden zal moeten worden.