nieuws

Eerste privacycafe druk bezocht

Het eerste privacycafe met als thema: “Vreemdeling in eigen land?” dat 30 september in Felix Meritis werd gehouden, is druk bezocht. Het thema leidde tot een levendige discussie tussen het panel en het publiek.

Het privacycafé is een initiatief van Felix Meritis en de Stichting Bescherming Burgerrechten en zal regelmatig in het café van Felix Meritis aandacht vragen voor actuele thema’s over privacy en burgerrechten.
De eerste bijeenkomst werd geopend door Linda Bouws, directeur van Felix Meritis, en door advocaat Bart Nooitgedagt, voorzitter van de Stichting.

Deelnemers aan het panel waren Merel Meessen, ex-kraker en ervaringsdeskundige; Juan Amaya-Castro, onderzoeker internationaal migratierecht bij de VU; Leo Wilde, commissaris Diversiteit van het korps Amsterdam-Amstelland en Dennis van den Berg, hoofd van de Vreemdelingendienst bij hetzelfde korps.

Moderator was Joyce Hes, vice-voorzitter van de Stichting Bescherming Burgerrechten. Zij schetste eerst de gebeurtenissen die tot het thema van de bijeenkomst hebben geleid.

Hier volgt haar verslag.

In januari 2010 is volgens het logboek van de politie het pand Schijnheilig aan de Passeerdersgracht in Amsterdam gekraakt. Oordeel van het Openbaar ministerie: overtreding artikel 138 Strafrecht. Nadat op 13 mei 2011 het Openbaar Ministerie haar ontruimingsaankondiging deed, is er nog een mislukte poging tot onderhandelen gedaan vanuit de burgemeester. Hierna vond op 5 juli 2011 de ontruiming plaats, om vijf over half zes ’s ochtends.

Wat vervolgens opvalt in deze zaak is dat er verschillende waarnemingen hebben plaatsgevonden en ook interpretaties van de situatie al naargelang de verschillende posities van de betrokken partijen, bijvoorbeeld t.a.v. het soort barricades dat was opgeworpen, of men nu tijdens de actie van de ME totaal werd ingesloten of juist weg kon, of er busjes op de betogers inreden of niet etc.

Ik ga me hier nu niet in begeven, maar alleen constateren dat om 7.07 uur na overleg met de Officier van Justitie is besloten om wegens het overtreden van artikel 2.2.1 van de Algemene Politieverordening d.w.z. ordeverstoring en het niet voldoen aan vorderingen 154 personen aan te houden, en daarnaast 6 personen op basis van openlijke geweldpleging.

Van de 160 aangehouden personen weigerden 55 hun identiteit bekend te maken. Zij zijn eerst in een politiecel vastgehouden. 52 van hen worden om 11 uur s avonds strafrechtelijk heengezonden maar vreemdelingrechtelijk opgehouden en in bewaring gesteld volgens artikel 50 lid 2 Vreemdelingenwet.

In augustus zaten (nadat anderen eerder hun identiteit hadden kenbaar gemaakt en geadstrueerd middels een identiteitsbewijs) nog 3 mensen in een uitzetcentrum waaronder degene die hier vanavond aanwezig is. Zij heeft in het totaal 3 dagen in een politiecel gezeten en 3 weken in een uitzetcentrum.

De maximale termijn bij dit type gevangenhouding is anderhalf jaar.

Half augustus deed de bestuursrechter in Utrecht uitspraak en achtte de in bewaringstelling legitiem.
Daarna hebben de overgeblevenen hun identiteit kenbaar gemaakt en zijn in vrijheid gesteld nadat voor de derde maal hun gelaatsscan en vingerafdrukken zijn afgenomen, voorzover bekend.

“vandaag gaan we in principe proberen 3 vragen te beantwoorden”

Wat we hier vandaag gaan doen is niet en detail ingaan op alles wat er heeft plaatsgevonden maar vandaag gaan we in principe proberen 3 vragen te beantwoorden:

1. Waar ligt volgens ons de grens van behoorlijke identiteitsvaststelling en gevangenneming en gevangenhouding en wanneer vinden we dat er sprake is van disproportionaliteit?

2. In een rechtsstaat krijgt de overheid het geweldsmonopolie maar dit wordt in zoverre beperkt dat burgers in principe wettelijk beschermd worden tegen machtsmisbruik en onterechte d.w.z. ongrondwettelijke vrijheidsbeneming. Daartoe hebben we het strafrecht. Verdachten hebben rechten.Dat ligt anders in het Vreemdelingenrecht. Als we zo omgaan met mensen als hier is gebeurd n.l. waar ze via het strafrecht niet langer konden worden vastgehouden, hen dan van hun vrijheid beroven via het vreemdelingenrecht: is dat dan geen ontwijking van grondrechten en misbruik van bevoegdheden? Ook hier is de vraag: is het geldende Nederlandse recht hier inmiddels ongrondwettelijke en in strijd met internationale verdragen en, nog belangrijker, in strijd met het rechtsgevoel van burgers?

3. Wat betekent het voor burgers als zij pas als volwaardig staatsburger worden erkend wanneer ze beschikken over een actueel biometrisch identiteitsbewijs en dit ook ter bewijs kunnen en willen overleggen in al hun kontakten met de overheid en dienstverleners? En wat betekent het voor hun identiteit als ze door die overheid en diensten geprofiled in databestanden zitten, hetgeen over meer gaat dan naam en adres en dus een semi-dentiteit hebben die als meest kenmerkend wordt gezien?

Na deze inleiding reageerden de panelleden en begon een levendige discussie met de zaal.

Tijdens het twee uur durende café kwamen veel zaken en dilemma’s aan de orde.

O.a. naar aanleiding van vragen uit de zaal aan Merel Meessen: waarom had zij haar identiteit niet kenbaar gemaakt; aan Joyce Hes over de vraag die zij opwierp: wanneer mag een burger maar ook een ambtenaar of politieman of vrouw burgerlijk ongehoorzaam zijn?

Merel gaf ze aan dat ze haar aanhouding en opsluiting zo onterecht en onrechtvaardig had gevonden n.l. zonder rechtsgrond dat ze een weigerachtige houding had aangenomen. Zo wilde ze niet meewerken.
Joyce wees op het proefschrift van Kees Schuyt : Recht, orde en burgerlijke ongehoorzaamheid waarin hij al begin jaren zeventig aangaf dat die ongehoorzaamheid geoorloofd was als het rechtsgevoel op fundamentele wijze wordt geschonden, wanneer er sprake is van negatie van subjectieve vrijheid en reductie van het subject tot object.

Een ambtenaar kan in zon geval het zgn Eichmanniaanse model volgen n.l. ik ben niet verantwoordelijk voor de gevolgen voortkomend uit mijn gehoorzaamheid, of het Camussiaanse model: ik blijf verantwoordelijk voor de gevolgen van mijn gehoorzaamheid en van mijn ongehoorzaamheid, aldus Schuyt.

Jan van den Oever was in de oorlog één van de weinige politiemensen die een Camussiaanse houding had aangenomen en geweigerd had aan de razzias mee te werken. Er was in Amsterdam niet voor niets een Van de Oever-(politie)gebouw gekomen. Ook hier werd tijdens de discussie op gewezen.

Leo Wilde, die eerder al in 2002 zich kritisch had uitgelaten in de pers over de ontwikkelingen in het vreemdelingenbeleid bracht nog naar voren dat dit debat voor hem zo wezenlijk was en zo belangrijk dat eigenlijk een Arena gevuld had moeten zijn met mensen die aan een dergelijk fundamenteel debat meededen.

Alle sprekers waren het er echter mee eens dat deze goedbezochte en zinnige middag in het stijlvolle Felix Meritis een goede start was van de privacycafés.